De wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris) is een bolgewas uit de leliefamilie (Liliaceae). De Nederlandse naam dankt de plant aan de gespikkelde bloem die wel iets weg heeft van een kievitsei. Fritillaria stamt van het Latijnse woord fritullus (dobbelbeker). Meleagris komt uit het Grieks en betekent parelhoen (de bloem is gevlekt als een parelhoen).
De bloem heeft paars geblokte bloembladen. Soms zijn de bloembladen egaal crème-wit. De plant heeft een tere stengel met smalle bladen, die een aantal maanden na de bloei afsterft. De planten doen er acht jaren over om in bloei te komen. De zaden zijn relatief groot en verspreiden zich drijvend op het water. De plant is voor de verspreiding van de zaden dan ook afhankelijk van overstromingen en een hoge waterstand in de winter.
De wilde kievitsbloem is een in het wild in Nederland zeer zeldzaam voorkomend bolgewas, maar komt ook voor als stinsenplant. De plant is ook te koop voor gebruik in tuinen. De belangrijkste natuurlijke groeiplaats van de wilde kievitsbloem is langs de oevers van de Overijsselse Vecht en het Zwarte Water bij Hasselt (Overijssel). Ongeveer tachtig procent van de Nederlandse wilde kievitsbloemen staat hier. Van oudsher kwam de kievitsbloem voor in gebieden met klei-op-veen en dan vooral de gebieden die 's winters onder water stonden. De plant kan slecht tegen veranderingen aan het grondwaterpeil en is op de meeste plaatsen al voor de Tweede Wereldoorlog uitgestorven.
bron: wikipedia